Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Forensische Orthopedagogiek bestudeert de aanwezigheid en het ontstaan van ernstige problemen (jeugddelinquentie, trauma’s) van kinderen, jongeren en jongvolwassenen en de daarmee samenhangende opvoedings- en gezinsproblemen, waaronder kindermishandeling en -verwaarlozing. De problemen zijn zodanig ernstig dat justitieel ingrijpen dreigt of reeds is ingezet (kinderbeschermingsmaatregelen en strafrechtelijke interventies).

Het is de specifieke justitiële invalshoek die aan deze invulling van de orthopedagogiek het predicaat ‘forensisch’ verleent. De kans op, dan wel daadwerkelijk justitieel ingrijpen, geeft aan de forensische orthopedagogiek een bijzondere dimensie. De vraag of er van buitenaf – van overheidswege – ingegrepen moet worden in een opvoedings- en gezinssituatie, en de inbreuk die daarmee wordt gemaakt op het leven van kinderen, jongeren en gezinnen, confronteert de forensische orthopedagoog met wezenlijke vraagstukken van ethische, juridisch en maatschappelijke aard.

De doelstellingen van de onderzoeksgroep zijn het vergroten van kennis over:

  • De prevalentie, incidentie en etiologie van ernstige problemen bij kinderen, adolescenten en jongvolwassenen en hun gezinnen, zoals jeugdcriminaliteit en kindermishandeling
  • De effectiviteit van interventies die gericht zijn op ernstige problemen bij kinderen, adolescenten, jongvolwassenen en gezinnen 
  • Het verbeteren van methoden en instrumenten voor dataverzameling, screening en assessment op het gebied van Forensische Orthopedagogiek
Prof. dr. G.J.J.M. (Geert-Jan) Stams

Hoofd Onderzoeksgroep Forensische Kinder- en Jeugdzorg

Onderzoeksprojecten
  • What’s Up? Virtual Reality screening in de forensische jeugdzorg

    Om de screening van jeugdigen in de forensische zorg te verbeteren, en hiermee de toeleiding naar passende behandeling te optimaliseren, wordt er binnen dit project (NWA Idea Generator 1228.191.494) een nieuwe screeningsmethode ontwikkeld. Het gaat om een methode waarbij gebruik wordt gemaakt van virtual reality en neurobiologische metingen. Hiermee wordt beoogd daadwerkelijk gedrag van jongeren te meten, in plaats van hoe ze aangeven zich te gedragen.

    Een pilot studie naar het gebruik van deze methode is in 2020 uitgevoerd in een justitiële jeugdinrichting. De meeste jeugdigen vonden de VR screeningsomgeving realistisch en gaven aan te reageren zoals ze in het alledaagse leven buiten de jeugdinrichting ook zouden doen. De eerste resultaten suggereren dat metingen in VR en zelf-rapportage vragenlijsten een ander beeld geven van het gedrag van jongeren, en op een verschillende manier samenhangen met sociale wenselijkheid. Een tweede onderzoek naar dit assessment staat op de planning voor 2021-2022.

    • Looptijd: 2020- 2022
    • Gefinancierd door: NWA IDG (Ideagenerator)
    Dr. H.E. (Hanneke) Creemers

    Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

    Programme group: Forensic Child and Youth Care

  • Vroegsignalering van kindermishandeling in de jeugdgezondheidszorg

    Doel: De vroegsignalering van kindermishandeling in de jeugdgezondheidszorg (JGZ) verbeteren.

    Relevantie: Om kindermishandeling te voorkomen is vroegtijdige signalering essentieel. Vroegsignalering heeft als doel opgroei- en opvoedproblemen zo vroeg mogelijk te signaleren zodat kan worden ingegrepen als het probleem nog in een vroeg stadium is.

    In een vroeg stadium kan vaak effectiever en efficiënter worden ingegrepen om kindermishandeling te voorkomen omdat problemen dan nog beter (en met minder kosten) behandelbaar zijn. De JGZ is de belangrijkste sector voor vroegsignalering van kindermishandeling omdat de JGZ als enige sector alle kinderen in Nederland vanaf de geboorte tot 18 jaar in beeld heeft.

    Onderzoek laat echter zien dat de vroegsignalering in de JGZ tekort schiet omdat in de JGZ geen geschikt instrument beschikbaar is specifiek voor vroegsignalering van kindermishandeling. De instrumenten met een bredere scope op ongunstige opgroei-omstandigheden die hiervoor worden ingezet zijn niet of nauwelijks gevalideerd specifiek voor kindermishandeling. Bovendien betreffen dit klinische instrumenten terwijl onderzoek laat zien dat beter actuariële instrumenten kunnen worden ingezet voor de (vroeg)signalering van kindermishandeling.

    Methode: Dit onderzoek bestaat uit twee onderdelen. In het eerste onderdeel wordt de betrouwbaarheid en predictieve validiteit onderzocht van de huidige methoden die voor vroegsignalering van kindermishandeling worden gebruikt (GIZ, SPARK en DMO-protocol), met als doel aanknopingspunten te verkrijgen ter verbetering van deze methoden voor de vroegsignalering van kindermishandeling. Voor de betrouwbaarheidsmeting worden dezelfde casussen door meerdere professionals beoordeeld. Voor het meten van de predictieve validiteit van de instrumenten worden CBS-gegevens over jeugdbeschermingsmaatregelingen en intensieve jeugdhulp gekoppeld aan bestanden die voor eerdere validatiestudies zijn verzameld.

    In het tweede onderdeel wordt een actuarieel instrument ontwikkeld op basis van de Stevig Ouderschap (SO)-vragenlijst. De SO-vragenlijst wordt in de JGZ gebruikt om gezinnen te selecteren die in aanmerking komen voor de interventie Stevig Ouderschap. Uit een eerste validatieonderzoek blijkt dat de predictieve validiteit van de SO-vragenlijst goed is voor het voorspellen van meldingen van kindermishandeling bij Veilig Thuis.

    Aanvullend onderzoek is echter nodig omdat meldingen van kindermishandeling een sterke onder-representatie vormen van daadwerkelijke kindermishandeling. Ook hiervoor wordt een bestaande dataset met ingevulde SO-vragenlijsten gekoppeld aan bovengenoemde CBS-gegevens. Onderzocht wordt of items uit de SO-vragenlijst kunnen worden verwijderd zonder in te boeten op de predictieve validiteit en hoe items moeten worden gewogen en gecombineerd tot een eindoordeel met de hoogste predictieve validiteit.

    • Looptijd: september 2020 tot en met april 2022.
    • Financiering:  ZonMw

    Fortho is het wetenschappelijk onderzoeksinstituut voor jeugd- en gezinsproblemen van de Universiteit van Amsterdam. Fortho voert praktijkgestuurd onderzoek uit waarbij het begin- en eindpunt liggen in praktische toepassingen in de jeugdzorg. Via de website van Fortho is onder meer de ARIJ te downloaden, een instrument voor besluitvorming rondom kindonveiligheid dat door steeds meer instellingen wordt ingezet, waaronder gecertificeerde instellingen, instellingen voor jeugdhulp en wijkteams

    Dr. C.E. (Claudia) van der Put

    Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

    Programme group: Forensic Child and Youth Care

Promotieonderzoek
  • Effective early intervention to prevent child abuse
    • Promovendus: Jeanne Gubbens
    • Promotors: Geert-Jan Stams, Claudia van der Put, Mark Assink, P. Prinzie

    Child abuse is a major problem with serious consequences for individual victims and society. Prevalence rates seem to indicate that efforts made to reduce child abuse haven’t led to a substantial reduction of the annual numbers of child abuse. Moreover, overview studies show that interventions are only effective to a limited extent in preventing child abuse. The current project is therefore aimed at increasing the effectiveness of (early) intervention. This project builds on the findings of a primarily study which was carried out in phase 1 of the ‘Consortium Early preventive interventions’. Within this primarily study the knowledge about the effectiveness of intervening was examined .

    The current project is aimed at improving the identification of (the risks of) child abuse by schools, general practitioners, mental healthcare and consultation centers by conducting qualitative research. Furthermore, the long term effects of interventions that are used in the Netherlands to prevent child abuse are being investigated. In addition, a meta-analysis will be conducted about the specific effective elements of different types of interventions used to prevent child abuse.

    This project is part of the ZonMW program ‘Consortium Vroeg preventieve interventies - Fase 2’.

    J. (Jeanne) Gubbels

    Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

    Programme group: Forensic Child and Youth Care

  • The Curaçao Longitudinal Study on juvenile resilience and delinquency
    • Promovendus: Agnes de Lima-Heijns
    • Promotors: Geert-Jan Stams

    The present study investigates the risk, preventive, promotive, and protective factors underlying the developmental pathways towards resilience or delinquency among Curaçaoan youth. Bronfenbrenners Process-Person-Context-Time (PPCT) model  (1979) is used to describe the developmental pathways towards resilience and delinquency in the general population of Curaçaoan youth. The General Personality and Cognitive Social Learning (GPCSL) model of criminal conduct (Andrews & Bonta, 1995) is integrated in the PPCT-model in order to better explain the onset and persistence of juvenile delinquency and maintenance of resilient behavior.

    Using a mixed method design combining multi-source, self-report and interviews, respondents are annually followed during 4 years starting from the last grade of primary school into the higher grades of secondary school.

    The study  was rewarded with NWO funding in 2016 and is currently finishing T3.