Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
De onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen en Speciaal Onderwijs doet theoretisch onderbouwd empirisch onderzoek naar de onderliggende processen van cognitieve en sociaal emotionele vaardigheidsverwerving in de context van school en hoe deze worden beïnvloed door instructie en lerarenvaardigheden.

De belangrijkste onderzoekslijnen zijn:

  • Taalverwerving, alfabetisering en rekenen met bijzondere aandacht voor leerstoornissen
  • Interactie en relaties tussen leraar en leerling, in het bijzonder voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
Prof. dr. E.H. (Elise) de Bree

Programmagroepleider Ontwikkelingsstoornissen en Speciaal Onderwijs

 

Onderzoeksprojecten 

  • Centre for Excellence in Research E-CER: Op zoek naar de goede leerkracht

    Wie terugdenkt aan zijn of haar schooltijd kan zich waarschijnlijk direct nog die ene leerkracht herinneren die zo goed kon lesgeven, vol enthousiasme voor de klas stond, of op wie je altijd kon rekenen. Maar wat onderscheidt een topleerkracht van een minder goede leerkracht? Waar sommige onderzoekers de effectiviteit van leerkrachten afmeten aan de leerprestaties van hun leerlingen, richten anderen zich voornamelijk op bepaalde persoonskenmerken, zoals opleidingsniveau of interpersoonlijke vaardigheden.

    In het door Earli gesubsidieerde Centre for Excellence in Research (E-CER), geïnitieerd door prof. dr. Mareike Kunter en prof. dr. Robert Klassen, gaan tien vooraanstaande onderwijsonderzoekers uit Europa, Canada, Australië en de Verenigde Staten de komende vier jaar (2021-2025) op zoek naar “de goede leerkracht”. Zij zullen verschillende onderzoekslijnen bijeenbrengen in één theoretisch raamwerk, nieuwe gestandaardiseerde instrumenten ontwikkelen en gezamenlijk onderzoek doen naar dit belangrijke thema. Daarmee draagt het E-CER direct bij aan kennis en beleid rondom het werven en selecteren van goede leerkrachten.

    • Looptijd: 2021-2025
    • Gefinancierd door: EARLI
  • Innovatieve Zorgtrajecten Passend Onderwijs

    Doel

    Ontwikkeling van innovatieve ondersteuningstrajecten op het gebied van lezen, rekenen, werkhouding, emotioneel welbevinden. Met de invoering van Passend Onderwijs wordt van basisscholen verwacht dat leerlingen die moeilijkheden ervaren in de eerste plaats passende ondersteuning geboden wordt op school. Scholen hebben vaak echter niet de kennis noch de middelen om dit op een effectieve manier vorm te geven. De Universiteit van Amsterdam en basisscholen in de regio zijn daarom een samenwerking aangegaan om aan de ene kant passend onderwijs binnen de school vorm te geven en aan de andere kant stageplekken te bieden aan studenten van de master Orthopedagogiek. Tezamen zijn ondersteuningstrajecten vorm gegeven op het gebied van lezen, rekenen, werkhouding en emotioneel welbevinden. Deze trajecten bieden intensieve ondersteuning binnen de school, maar buiten de klas, aan kleine groepjes leerlingen met extra onderwijsbehoeften. Daarmee passen de trajecten binnen ondersteuningsniveau 3.

    Belang

    Met de invoering van Passend Onderwijs wordt van basisscholen verwacht dat leerlingen die moeilijkheden ervaren passende ondersteuning geboden wordt op school voordat zij verwezen worden naar de klinische zorg. Dit blijkt geen sinecure, vooral omdat er een groot gebrek is aan evidence-based zorgtrajecten op zorgniveau 3. Er is veel kennis beschikbaar over de ontwikkeling van leesvaardigheid, rekenvaardigheid, werkhouding en emotioneel welbevinden en ook over effectieve methoden van behandeling in een klinische setting. Er is echter nauwelijks onderzoek beschikbaar naar methoden of middelen waarmee ondersteuningstrajecten binnen een onderwijssetting effectief vormgegeven kunnen worden. De huidige trajecten zijn wetenschappelijk onderbouwd. Middels dit onderzoeksproject wordt de effectiviteit in de dagelijkse schoolpraktijk vastgesteld. De resultaten leiden enerzijds tot aanscherping van de trajecten en bieden anderzijds handvatten voor bredere toepassing binnen het reguliere onderwijs.

    Methode

    De Universiteit van Amsterdam en enkele Amsterdamse basisscholen zijn een samenwerking aangegaan om nieuwe vormen van passend onderwijs binnen de school te ontwikkelen en te evalueren. In het kader van dit project zijn studenten van de master Orthopedagogiek sinds 2014 actief op basisscholen. Zij bieden leerlingen passende ondersteuning en doen tevens gericht diagnostisch onderzoek om de ontwikkeling en problematiek van leerlingen nader in kaart te brengen en indien nodig te verwijzen naar hulp buiten school. In de onderzoekstak van dit project worden van leerlingen die hebben deelgenomen aan de ondersteuningstrajecten de scores voorafgaand aan en na afloop van het ondersteuningstraject verzameld in een database. Daarnaast worden leerlingen met vergelijkbare problematiek, maar (op dit moment) zonder gerichte ondersteuning, getest en gevolgd als controlegroep. Middels een vergelijking van de ontwikkeling in de interventie- en controlegroep wordt inzicht verkregen in de effectiviteit van de ondersteuningstrajecten. Aanvullend wordt gekeken of de effectiviteit (mede) bepaald wordt door 1) kenmerken van de trajecten, zoals het gevolgde programma en de implementatiewijze, 2) kenmerken van de leerlingen, zoals leeftijd, gender, etnische achtergrond en het startniveau, 3) kenmerken van de behandelaars, zoals werkervaring, de relatie met de leerlingen, maar ook persoonlijkheidsvariabelen en 4) de mate van betrokkenheid van de intern begeleider en leerkrachten vanaf het selecteren van de leerlingen tot aan de evaluatie van het ondersteuningstraject.

    • Periode 2014 – geen einddatum
    • Financiering Universiteit van Amsterdam i.s.m. verschillende scholen voor basisonderwijs in Amsterdam
    • Betrokkenen Drs. Liesbeth Luycx, Dr. Madelon van den Boer, Prof. dr. Peter de Jong 
    Drs. E.S. (Liesbeth) Luycx

    Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

    Programme group: Developmental Disorders and Special Education

    Dr. M. (Madelon) van den Boer MSc

    Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

    Programme group: Developmental Disorders and Special Education

  • Wat maakt de grootschalige implementatie van een evidence-based programma voor de preventie van leesproblemen tot een succes?

    Doel

    In dit project wordt nagegaan hoe scholen het preventieprogramma Bouw!, bedoeld om leesproblemen te voorkomen, het beste kunnen invoeren en of grootschalige implementatie door scholen resulteert in een afname van het aantal kinderen met leesproblemen.

    Belang

    Een aanzienlijk deel van de leerlingen bereikt niet het basisniveau van leesvaardigheid. Deze kinderen lopen het risico op een reeks van negatieve uitkomsten. Scholen bieden ondersteuning wanneer kinderen achterlopen, maar het bewijs groeit dat preventie effectiever is voor het terugdringen van het aantal kinderen met leesproblemen. In een aantal goed gecontroleerde studies is gebleken dat leesproblemen met het programma Bouw! bij een groot deel van de leerlingen voorkomen kunnen worden. Bouw! is een  online computerprogramma dat vanaf groep 2 gedurende 2 jaar individuele ondersteuning biedt aan kinderen met risico op leesproblemen. Het maakt intensieve extra oefening mogelijk, maar kost leraren weinig tijd, aangezien de kinderen worden ondersteund door niet-professionele tutoren (ouders, oudere leerlingen). Op dit moment wordt Bouw! op grote schaal ingevoerd op Nederlandse basisscholen.

    Methode

    In een reeks studies onderzoeken we factoren die de implementatie van het programma kunnen beïnvloeden, in het bijzonder 1) de effecten van ouderbetrokkenheid, 2) de methode om leerlingen met een risico op leesproblemen te selecteren, 3) de (intra)organizationele capaciteit van scholen om de implementatie te ondersteunen, en 4) de kennisuitwisseling binnen en tussen groepen van scholen die Bouw! aan het implementeren zijn en of deze factoren direct, of gemedieerd door interventietrouw, de leesuitkomsten beïnvloeden. Gebaseerd op resultaten van jaar 1 van het project, ontwerpen we acties om de implementatie te verbeteren en evalueren de resultaten in jaar 3. De studies worden uitgevoerd op 62 scholen van twee samenwerkingsverbanden. Gedurende het project ontwikkelen we een interactief gebruikersplatform dat toegankelijk is voor alle Bouw!-gebruikers (nu 40% van de scholen) waarop resultaten en producten van het project beschikbaar komen.

    • Periode 2019 – 2023
    • Financiering NRO
    • Betrokkenen Fae van de Weijden, MSc, Dr., Haytske Zijlstra, Dr. Bieke Schreurs, Dr. Madelon van den Boer, Dr. Frank Cornelissen, Prof. dr. Peter de Jong
    F.A. (Fae) van der Weijden MSc

    Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

    Groep Docenten OWI/UPvA

  • A is for App

    Doel

    Het project A is for App is gericht op het gebruik van apps om vloeiend lezen bij zwakke lezers te bevorderen. In dit project werken basisscholen, universiteiten en dyslexie-instituten uit het Verenigd Koninkrijk (Sheffield), Tsjechië (Praag), België (Leuven) en Nederland (Amsterdam) samen.

    Belang

    Kunnen lezen is nodig voor een goed verloop van de schoolloopbaan, het zelfvertrouwen en het later maatschappelijke functioneren van leerlingen. In het basisonderwijs is leren lezen dan ook een belangrijk doel. Toch lukt het niet alle kinderen om tot een goed leesniveau te komen.

    Voor het goed kunnen lezen is leesaccuratesse nodig, het goed koppelen van letters aan klanken en vormen van woorden, en leesvloeiendheid, het vlot lezen met expressie. De meeste kinderen komen met regelmatig oefenen op school als vanzelf tot vloeiend lezen, maar er is ook een groep kinderen voor wie dit niet het geval is. Zij hebben adequate extra ondersteuning nodig om de leesvloeiendheid op een goed niveau te krijgen. Het gebruik van apps zou een efficiënte en goede manier kunnen zijn.

    Methode

    Het project bestaat uit een aantal fasen, zie ook dit korte filmpje.

    Allereerst wordt een inventarisatie gemaakt van de beschikbare leesvloeiendheidapps in het Engels en Nederlands. Daarnaast worden parameters vastgesteld om te bepalen wat maakt dat een app ‘goed’ is. Dat betekent de inhoud en didactiek van de leesvloeiendheid én de game-aspecten worden bekeken. Wat betreft de inhoud en didactiek kijken we naar algemene principes en naar eventuele principes die anders zijn voor talen waarin de orthografie minder transparant is (Engels) vergeleken met wat transparantere orthografieën (zoals Nederlands en Tsjechisch). Op basis van deze inventarisatie wordt een aantal apps geselecteerd en aan kinderen op de basisscholen gepresenteerd. Deze inventarisatiefase leidt naar een teacher toolkit, waarin de verzamelde informatie over apps te vinden is. Ook wordt de effectiviteit van een aantal van de apps onderzocht, zoals Karaton in Vlaanderen. Ten derde wordt één app naar het Tsjechisch vertaald; er zijn in Tsjechie nog weinig leesvloeiendheidapps voorhanden. Tot slot wordt de kennis die we hebben opgedaan het IT Framework voor Apps opgesteld. We hopen dat het een bruikbare leidraad zal worden op scholen die met leesapps aan de slag willen.

    Alle vorderingen, producten en informatie staan op onze projectwebsite.

    • Periode 2018-2021
    • Financiering ErasmusPlusProgramma
    • Betrokkenen Prof. dr. Elise de Bree (Universiteit Utrecht), Dr. Jurgen Tijms, Prof. dr. Peter de Jong en anderen
    Prof. dr. P.F. (Peter) de Jong

    Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

    Programme group: Developmental Disorders and Special Education

  • Stimulering van leesvaardigheid in het Engels in de beginfase van het voortgezet onderwijs

    Doel

    Dit project heeft twee doelen. In de eerste plaats de ontwikkeling van dynamische tests om problemen in het verwerven van Engels als tweede taal te kunnen voorspellen. Ten tweede wordt de effectiviteit onderzocht van een computergestuurde interventie om de ontwikkeling van de Engelse taalvaardigheid, woordenschat en leesvaardigheid, bij middelbare scholieren te bevorderen.

    Belang

    De ontwikkeling van het Engels als tweede (vreemde) taal is een belangrijke doelstelling in het voortgezet onderwijs. Bij de aanvang van de middelbare school zijn er grote individuele verschillen tussen leerlingen in hun Engelse taalvaardigheid. Die zijn ten dele het gevolg van verschillen in de mate waarin eerder, op school of in de thuisomgeving, aandacht is geweest voor het aanleren van de Engelse taal. Sommige kinderen zouden dan ook baat kunnen hebben bij een interventieprogramma om hun initiële achterstand in te kunnen lopen.

    Methode

    Het project richt zich op de ontwikkeling van woordidentificatie- en tekstintegratieprocessen in het perspectief van Engelse leesvaardigheid. Allereerst worden op basis van experimenten dynamische leertaken voor lezen, spellen en tekstintegratie ontwikkeld om zo beter te kunnen voorspellen welke kinderen problemen hebben met het leren van de Engelse taal. Vervolgens wordt in een longitudinale studie bij groepen leerlingen in HAVO/VWO en VMBO de variatie in het aanvangsniveau en de ontwikkeling van leesleerprocessen in het Engels onderzocht.

    Om rekening te houden met verschillende leerervaringen in het basisonderwijs wordt ook gebruik gemaakt van dynamische tests. Bij deze tests wordt in korte tijd nagegaan hoe snel een leerling bepaalde aspecten van de Engelse taal kan verwerven.  In een interventiestudie wordt nagegaan hoe de leesvaardigheid in het Engels als tweede taal kan worden bevorderd. De interventie bestaat uit verschillende oefeningen die gesitueerd zijn binnen een computer-ondersteunende adaptieve leeromgeving. De oefeningen zijn gericht op lezen, spellen, woordenschat en tekstintegratie.

    • Periode 2015 – 2020
    • Financiering NRO
    • Betrokkenen Prof. dr. Ludo Verhoeven (Radboud Universiteit), Prof. dr. Han van der Maas, Prof. dr. Peter de Jong en anderen
    Prof. dr. P.F. (Peter) de Jong

    Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

    Programme group: Developmental Disorders and Special Education

  • Ontwikkeling vragenlijst leerling-leerkrachtrelatie vanuit perceptie kind (SPARTS)

    De affectieve kwaliteit van de relatie met de leerkracht speelt een belangrijke rol in de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen. In wetenschap en praktijk is daarom behoefte aan een vragenlijst waarmee de leerling-leerkrachtrelatie via de perceptie van oudere basisschoolleerlingen (groep 5-8) gemeten kan worden. Een lijst waarmee de een-op een relatie via de perceptie van de leerkracht wordt gemeten is al beschikbaar (Dutch STRS, LLRV). In dit project wordt gestreefd naar een kindperceptielijst (SPARTS) waarmee vergelijkbare affectieve relatieconstructen kunnen worden vastgesteld.

    Doel is de SPARTS geschikt te maken voor diagnostici en wetenschappers en de psychometrische kwaliteit (normering, betrouwbaarheid, validiteit) zichtbaar te maken in een handleiding. Reeds beschikbare data worden samengebracht en aangevuld met nieuwe data t.b.v. een adequate regionale afspiegeling en spreiding over leeftijd en onderwijstypen en validerings- en betrouwbaarheidsgegevens aan te vullen. De normering wordt uitgevoerd met een continu normeringsmodel op een steekproef van ruim 4400 kinderen.

    • Periode: 2018-2021
    • Financiering: Abbas-fonds
    Prof. dr. H.M.Y. (Helma) Koomen

    Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

    Programme group: Developmental Disorders and Special Education