Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Veel leerlingen in het basisonderwijs krijgen extra ondersteuning in het kader van het Passend Onderwijs. Maar hoe weet je welke ondersteuning het beste werkt? Voor scholen is deze kennis belangrijk gezien hun schaarse tijd en middelen. Orthopedagogen van de Universiteit van Amsterdam werken daarom samen met Amsterdamse basisscholen aan de uitvoer en analyse van innovatieve leertrajecten in het passend onderwijs. En dat pakt voor beide partijen positief uit.
vier handen zetten met elkaar een puzzel in elkaar

Sinds zeven jaar lopen studenten van de Masteropleiding Orthopedagogiek stage op Amsterdamse basisscholen waar ze innovatieve leertrajecten begeleiden binnen het kader van het Passend Onderwijs. Passend Onderwijs is de naam van de wet die stelt dat voor alle leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte zo passend mogelijk onderwijs moet worden gerealiseerd binnen het reguliere onderwijs. 

In de innovatieve leertrajecten krijgen leerlingen, afhankelijk van hun ondersteuningsbehoefte, extra hulp met lezen en rekenen of extra begeleiding in verband met werkhouding- of (faal)angstproblemen. Daarnaast doen de masterstudenten individuele diagnostiek bij leerlingen met ernstige problemen. Tot nu toe hebben ruim 500 kinderen aan de trajecten deelgenomen en is bij ongeveer 100 leerlingen een diagnostisch onderzoek uitgevoerd.

Flankerend wordt door de UvA onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de trajecten. Want er is veel theoretische kennis over dergelijke trajecten beschikbaar, maar niet veel empirische onderbouwing en kennis over hoe deze in de praktijk werken. Gaan de leerlingen vooruit, en op welke voorwaarden? En wat speelt er allemaal mee voor een succesvolle uitvoer?

Scholen, studenten en onderzoek hebben er baat bij

‘Zeven jaar geleden kwamen drie wensen heel goed samen’, vertelt een van de initiatiefnemers orthopedagoog Maartje Wijnekus. ‘Eén wens was basisscholen te helpen met kennis over de effectiviteit van leertrajecten en methoden. Sinds de scholen met de wet Passend Onderwijs verantwoordelijk werden voor de ondersteuning van leerlingen met een extra behoefte, bijvoorbeeld een leerling met leesproblemen en angstsymptomen, hebben scholen allerlei steun en methodieken in moeten kopen. Maar vaak is niet goed bekend hoe effectief deze zijn en welke factoren van invloed zijn op de effectiviteit.’

Een andere wens was stageplekken voor studenten van de Masteropleiding Orthopedagogiek te realiseren waarin zij ervaring met leerlingbegeleiding konden opdoen. ‘Door deze samenwerking konden wij scholen gaan helpen bij de ondersteuning van hun leerlingen en kennis met hen delen, en konden onze studenten ervaring gaan opdoen met het begeleiden en diagnosticeren van leerlingen’, vertelt de andere initiatiefnemer orthopedagoog en klinisch docent Liesbeth Luycx.

Tot slot had ook de wetenschap baat bij deze samenwerking. De verkregen inzichten in de effectiviteit van specifieke onderwijsmethoden dragen bij aan de ontwikkeling van het onderzoeksveld.

Cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling

De visie van waaruit de wetenschappers werken is dat zorg en onderwijs niet van elkaar te scheiden zijn bij de ontwikkeling van een kind. Thuis, school en welbevinden grijpen allemaal in elkaar. Daarom wordt er niet alleen gewerkt aan de cognitieve ontwikkeling van het kind en de vaardigheden die het kind leert, maar ook aan de sociaal-emotionele ontwikkeling en het gedrag dat kinderen zich eigen hebben gemaakt.

Om de trajecten, die gericht waren op extra hulp met lezen en rekenen of extra zorg rond werkhouding- of (faal)angstproblemen, zo effectief mogelijk in te zetten introduceerden de onderzoekers een 0-meting voor elke betrokken leerling. Zo kon de ontwikkeling van de leerling goed in kaart worden gebracht. ‘Scholen kunnen heel goed signaleren of een leerling extra behoefte heeft’, licht onderzoeker en docent Madelon van den Boer toe. ‘Maar scholen vonden zo’n 0-meting veel lastiger uit te voeren. Met de kennis en vaardigheden die wij in huis hebben, konden we hier heel prettig in samenwerken.’

Voor alle trajecten is vooruitgang geboekt

‘We hebben grote stappen gezet’, vertelt van den Boer. ‘Ons doel van goede stageplekken voor onze studenten is bereikt en de ondersteuning en daarmee ontlasting van scholen ook. Tevens hebben we heel veel kennis naar scholen gebracht, en hen naast extra handen ook inzichten kunnen geven. Bijvoorbeeld hoe je kinderen voor de leertrajecten selecteert. Zo hebben we daadwerkelijk hulp kunnen bieden.’

Wat betreft de effectiviteit van de trajecten, constateren de wetenschappers dat alle trajecten, cognitief en sociaal-emotioneel, effectief zijn. De mate van effectiviteit wisselt echter wel per traject. Zo maken kinderen, gemiddeld genomen, bij rekenen grote sprongen vooruit, maar lijkt het effect bij het traject rond lezen minder sterk. ‘Leggen we onze bevindingen naast de literatuur, dan zijn de trajecten met matige effecten, echter helemaal niet zo slecht’, licht van den Boer toe.

 ‘Het blijft wel moeilijk precies te kunnen meten welke factoren van invloed zijn op de ontwikkeling van een leerling’, merkt van den Boer op. Vanwege deze complexiteit hebben ze besloten om de afgelopen periode waarin corona grote impact had buiten de analyse te houden.

Steeds meer maatwerk

In het project zullen ook weer nieuwe methoden worden onderzocht om zo optimaal aan te kunnen sluiten bij de zorgbehoeften van de leerlingen en steeds beter te gaan begrijpen wat een methode doet en welke methode het beste bij welk kind past. Voor de begeleiding bij angstproblemen is er bij scholen bijvoorbeeld behoefte aan methoden voor jongere leerlingen dan waar de methode nu in voorzag. Voor ondersteuning bij werkhouding zal nog meer worden gekeken naar het gedrag dat leerlingen zouden moeten laten zien in de klas. Zo kan de match tussen leerling en methodiek steeds effectiever worden gemaakt.

UvA onderzoekers

Maartje Wijnekus heeft samen met Liesbeth Luycx het project Innovatieve Leertrajecten Passend Onderwijs opgezet. Madelon  van den Boer is de coördinator van het onderzoek naar de methodiek. Sinds Wijnekus in augustus dit jaar met pensioen is gegaan zijn Luycx en van den Boer, beiden verbonden aan de onderzoeksgroep Developmental Disorders and Special Education, samen verantwoordelijk voor de coördinatie en begeleiding en de verdere vormgeving en ontwikkeling van het traject.

Vragen?

Vragen over dit project? Neem contact op met  Liesbeth Luycx (.E.S.Luycx@uva.nl) of Madelon van den Boer (m.vandenboer@uva.nl).

Dr. M. (Madelon) van den Boer MSc

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Programme group: Developmental Disorders and Special Education

Drs. E.S. (Liesbeth) Luycx

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Programme group: Developmental Disorders and Special Education