Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Gevangenissen over de hele wereld maken gebruik van hondentrainingsprogramma’s met de verwachting dat dit het welzijn en gedrag van gedetineerde mensen verbetert. Ondanks de populariteit van de programma’s is er nog weinig gecontroleerd onderzoek gedaan naar de effecten ervan. Hanne Duindam, UvA-promovendus Forensische orthopedagogiek, deed de eerste grootschalige studie in Nederland en keek naar de effectiviteit van het Dutch Cell Dogs-programma. Zij vond geen positieve programma-effecten op uitkomsten zoals agressie, incidenten, zelfvertrouwen en welzijn. Moeten we er dan mee stoppen? ‘Het levert niet de resultaten op die we verwacht hadden’, zegt Duindam, ‘tegelijkertijd zijn er veel aanknopingspunten voor de toekomst. Zo zou er onder meer aandacht moeten komen voor de kwaliteit van het implementatieproces van DCD in de gevangenissen.’ Duindam promoveert op maandag 31 mei aan de Universiteit van Amsterdam.
DCD in PI Lelystad (foto: Folia, Daniël Rommens)
DCD in PI Lelystad (foto: Folia, Daniël Rommens)

Sinds de start van Dutch Cell Dogs (DCD) in 2009 hebben bijna 1.000 gedetineerden het programma gevolgd. Het doel is om een win-win-situatie te creëren voor twee kwetsbare groepen die beide buiten de samenleving staan: asielhonden en gedetineerde mensen. Bij DCD worden acht weken lang de asielhonden twee keer per week naar de instellingen gebracht, en trainen DCD-deelnemers de aan hen gekoppelde asielhond. Na voltooiing ontvangen de deelnemers een certificaat. Door de honden te trainen wordt hun kans op adoptie vergroot. Omgekeerd is de verwachting dat het welzijn en het gedrag van de gedetineerden verbetert door deelname aan DCD, en dat het bijvoorbeeld bijdraagt aan het verminderen van stress, het bevorderen van openheid en vertrouwen richting anderen, en het reguleren van emoties. Het zou mogelijk ook pro-sociaal gedrag kunnen stimuleren en daarmee kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een ‘anti-criminele identiteit’.

‘Er zijn veel ideeën over hoe diergerichte interventies zoals DCD positieve resultaten kunnen opleveren voor gedetineerde jeugdigen en volwassenen, maar hard bewijs hiervoor ontbreekt’, vertelt Duindam. Om de kennis te vergroten deed ze één van de grootste gecontroleerde studies naar een hondentrainingsprogramma wereldwijd en volgde ze in een periode van drie jaar bijna 300 deelnemers bij 12 verschillende instellingen. Ongeveer de helft van de deelnemers volgde de DCD-training; de andere helft zat in de vergelijkingsgroep. Zij deden niet mee aan DCD, maar verbleven wel in dezelfde instellingen op het moment dat DCD daar werd aangeboden. Beide groepen ontvingen het reguliere behandel- en dagprogramma van de instellingen.

Implementatie lastig

In een uitgebreide meta-analyse van eerdere studies vond Duindam dat hondentrainingsprogramma’s in detentiecentra recidive in geringe mate kunnen verlagen. Op andere gebieden werd geen effectiviteit aangetoond. Uit een kleinschalige pilotstudie onder zes jongeren in een jeugdgevangenis, kwam een gevarieerd beeld naar voren. Duindam: ‘Bij de ene deelnemer namen gedragsproblemen af; bij de ander juist niet en bij sommige deelnemers zagen we geen duidelijke reactie op het programma.’

DCD in PI Lelystad (foto: Folia, Daniël Rommens)
DCD in PI Lelystad (foto: Folia, Daniël Rommens)

De pilotstudie was een goede indicatie van hoe complex de doelgroep is en vormde de opmaat voor de uitgebreidere studies van Duindam onder jongeren en volwassenen in tbs-klinieken, reguliere gevangenissen, jeugdgevangenissen en gesloten jeugdzorg. Ook hierin vond zij weinig effecten van DCD bovenop het reguliere behandel- en dagprogramma. ‘Tegen de verwachting in heb ik over het algemeen geen positieve effecten van DCD gevonden op de verschillende gedrags- en welzijnsmaten. De vraag is dan natuurlijk: werkt het programma niet of onvoldoende, of speelt er iets anders? Een mogelijke verklaring is dat vaak niet aan alle randvoorwaarden voor implementatie van het programma werd voldaan. Zo gaven DCD-instructeurs aan dat het erg lastig is om DCD goed uit te voeren in het gevangeniswezen. Ik kwam bijvoorbeeld ook tegen dat een van de deelnemers tijdens het programma werd overgeplaatst naar een andere instelling. Hierdoor was de groep niet meer compleet, terwijl het groepsproces ook als een belangrijk onderdeel van het programma wordt gezien.’

Aanwijzingen

‘Ondanks dat ik geen algehele positieve effecten heb gevonden, waren bij een aantal subgroepen wel veranderingen te zien’, vervolgt Duindam. ‘Zo zag ik dat het gerapporteerde delinquente gedrag zes maanden na afloop van het programma lager was bij de oudere deelnemers en bij de meer gemotiveerde deelnemers. Maar ik zag bijvoorbeeld ook een klein negatief effect op agressie: deelnemers met een zwakkere band met hun hond, lieten na DCD meer agressie zien vergeleken met de controlegroep. Er zijn dus aanwijzingen dat sommigen baat hebben bij DCD, en anderen niet.’

De toekomst

Duindam merkt op dat het enthousiasme over DCD bij de instellingen groot is. Zo koppelde een gevangenisdirecteur aan me terug dat zij merken dat het programma en de onvoorwaardelijke relatie met de hond onder meer rust brengt en dat de kleine succeservaring van het behalen van het DCD-certificaat iets doet met de deelnemers. Dit soort geluiden zet aan het denken over wat een kortdurend programma zoals DCD wel kan bewerkstelligen, en wat niet. Duindam hoopt dat haar bevindingen gebruikt gaan worden om het programma beter neer te zetten in de inrichtingen. ‘Het is in ieder geval van groot belang dat er meer aandacht komt voor de implementatie van DCD in de inrichtingen. Hiertoe zou het kunnen helpen om een programmaprotocol te ontwikkelen met daarin de specifieke randvoorwaarden voor implementatie, de opbouw van het programma, benodigde opleiding voor trainers en de te verwachten programma-effecten.’

DCD in PI Lelystad (foto: Folia, Daniël Rommens)
DCD in PI Lelystad (foto: Folia, Daniël Rommens)

Daarnaast kan het volgens Duindam zinvol zijn om te kijken naar de mogelijke selectie van deelnemers. ‘Nu staat het programma open voor iedereen die mee wil doen. Dat is een mooie boodschap, want daarmee beoogt DCD iedereen een nieuwe kans te bieden. Maar als je de doelen meer specificeert, zou je mogelijk juist die mensen kunnen selecteren die er het meest bij gebaat lijken’, aldus Duindam. ‘Ook zou het interessant zijn om het programma meer te integreren in de reguliere behandeling in de detentiecentra, het intensiever te maken of er concretere, korte-termijndoelen aan te koppelen. Vervolgonderzoek naar dit soort aanpassingen kan ons meer leren over de potentie van hondentrainingsprogramma’s om de rehabilitatiekansen na detentie te vergroten.’

Promotiegegevens

Hanne Duindam: Underdogs United: The Effectiveness of a Dog Training Program in Prison. Promotor is prof. dr. J.J. Asscher; copromotor is dr. H.E. Creemers en dr. M Hoeve

Tijd en locatie

De promotie van Duindam vindt online/Agnietenkapel plaats op maandag 31 mei, om 14.00 uur.