Research Institute Child Development and Education
Onze onderzoeksgroep zoekt de sleutels om problematische ontwikkeling te begrijpen en te behandelen. Die sleutels vinden wij door eerst na te gaan welke factoren problematische ontwikkeling veroorzaken en in stand houden. Dat zijn bijvoorbeeld kenmerken van kinderen zelf die hen gevoeliger maken voor tegenslag; ongunstige sociale interacties in gezinnen, schoolklassen en vriendengroepen; en problematische sociale denkpatronen die daardoor bij kinderen kunnen ontstaan.
Daarna gebruiken wij onze kennis van deze factoren om behandelingen te ontwikkelen en te onderzoeken hoe we deze zo effectief mogelijk kunnen maken. Zo ontwikkelden en toetsten wij behandelingen bij o.a. opvoedingsproblemen, angsten, dwang, agressieve gedragsproblemen, pesten, slaapproblemen, en met gezinnen met een opeenstapeling van problemen. Deze behandelingen worden nationaal en internationaal gebruikt door kinderen, ouders, leerkrachten en clinici, met bewezen blijvende voordelen.
Tegelijk weten we dat kinderen en gezinnen nog lang niet altijd op tijd passend ondersteund worden, en dat de effecten van behandelingen veel beter moeten kunnen dan nu het geval is. Wij blijven dus voortdurend op zoek naar nieuwe inzichten om ons verder te helpen.
Agressieve gedragsproblemen zijn schadelijk voor kinderen en hun omgeving. Om agressie te behandelen zijn vooral emotionele processen die direct aan een agressieve gedraging vooraf gaan belangrijk. In dit project worden deze processen bij kinderen met gedragsroblemen achterhaald en beinvloed in een virtual reality omgeving. Zodoende wordt agressief gedrag effectiever behandeld.
Zie yourskillstraining.nl voor meer informatie.
Uitvoerder/onderzoekers prof. dr. Bram Orobio de Castro, in samenwerking met CleVR, Altrecht, GGZ Delfland, GGZ Noord-Nederland, Levvel, Opvoedpoli, RioZorg, en Youz. Ons team bestaat uit Sophie Alsem (AIO), Rogier Verhoef (AIO), Anouk van Dijk (UD), Esmee Verhulp (UD), Janna v Keulen (Ass), Sander Thomaes (promotor) en Bram Orobio de Castro (hoofdonderzoeker), in samenwerking met deelnemende kinderen, ouders en clinici.
Over heel de wereld zien we een groeiende ongelijkheid in het onderwijs. Kinderen uit lagere sociaaleconomische klassen presteren steevast slechter dan kinderen uit hogere sociaaleconomische klassen. Hoe kan dat? En hoe kunnen we deze ongelijkheid verhelpen? Tijdens mijn fellowship ga ik mijn expertise op het gebied van zelfbeeldontwikkeling toepassen op het probleem van onderwijsongelijkheid. Mijn onderzoek laat zien dat kinderen vanaf jonge leeftijd een beeld vormen van zichzelf en hun vaardigheden. Welke rol speelt dit zelfbeeld in het ontstaan en voortbestaan van ongelijkheid? Het huidige onderzoek is een eerste stap om dit idee te exploreren. Ik zal daarbij gebruikmaken van methoden uit verschillende vakgebieden (bijvoorbeeld pedagogiek, psychologie, sociologie, economie en onderwijskunde)
In onze onderzoeken doen we onderzoek met baby’s en kinderen van verschillende leeftijden. Daarom vinden sommige onderzoeken plaats in het Family lab aan de Universiteit van Amsterdam en vinden andere onderzoeken buiten het Family lab plaats (bijvoorbeeld in het NEMO Science Museum in Amsterdam).
We omschrijven verlegenheid als een zelfbewuste emotie die iedereen van tijd tot tijd kan ervaren wanneer hij/zij wordt blootgesteld aan de aandacht van andere mensen. Het weerspiegelt het gevoel van aan de ene kant sociaal geïnteresseerd te zijn maar het aan de andere kant ook spannend vinden om sociaal contact aan te gaan. Verlegenheid is meestal te herkennen aan een terughoudende glimlach – snel/kortdurend weg kijken tijdens het vertonen van een glimlach – en het snel verschijnen en weer verdwijnen van een blos op de wangen. Wanneer verlegenheid echter ontregeld is, wordt het gekenmerkt door meer negatieve kenmerken, bijv. langer wegkijken en langduriger blozen.
Typische uitingen van verlegenheid bij kinderen, zoals een terughoudende glimlach en een snel verschijnende en weer verdwijnende blos, communiceren aan anderen dat het kind om sociale normen en regels geeft en dat het kind de mening van anderen om zich heen belangrijk vindt. Deze terughoudende glimlach zorgt ervoor dat andere mensen verlegen kinderen positiever beoordelen en motiveren tegelijkertijd het kind om zich sociaal te gedragen. We denken dus dat het vertonen van verlegenheid in de vorm van een terughoudende glimlach en een snel verschijnende en weer verdwijnende blos adaptief is en een gezond sociaal functioneren van kinderen bevordert.
Sommige kinderen vertonen echter ontregelde verlegenheid en sommige kinderen vertonen geen tekenen van verlegenheid wanneer ze worden blootgesteld aan de aandacht van anderen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij optredens voor anderen of bij het ontmoeten van nieuwe mensen. We noemen dit atypische verlegenheid. Ontregelde en afwezige verlegenheid maakt het voor kinderen lastiger om succesvol met anderen om te gaan en kan verband houden met de ontwikkeling van psychopathologie.
Emotional and referential communication are the two most significant manifestations of social engagement from early infancy. However, little is known about the synchrony and the developmental interplay of these abilities, and about their predictive value of later social-communicative functioning.
This project will use longitudinal and experimental designs to explore the stability and synchrony between emotional communication and pointing gesture from 4 to 18-months in a normal and in at-risk population. Systematic micro-level coding systems will be used. Results will not only contribute to our knowledge on socio-cognitive development, but they will also advantage the development of screening tools and interventions.
This project is part of the NWO Research Talent Programme.
Newborns of mothers with mild to borderline intellectual functioning (MBID) and multi-problems are at extremely high risk for unsafe parenting. To prevent unsafe circumstances for these newborns, it is important to detect highly vulnerable future mothers (and their partners) with MBID already during pregnancy, to support them in this stage, and to ensure a safe environment for their newborn, with an effective intervention.
Veilige Start (Safe Start) is an intervention developed for and with this group and aims to ensure a safe environment for the (unborn) child at home with his/her parents. Currently, it has not been examined if the intervention meets the needs of this group and the effects of the intervention has not been evaluated yet. The present project will therefore examine the needs for support, protective, and risk factors in women with MBID and multi-problems (and their partners) around pregnancy and use this information to further develop the intervention and examine its effects on child safety and well-being, parenting, and family functioning.
This project is part of and subsidized by the ZonMw Program Onbedoelde zwangerschap en kwetsbaar (jong) ouderschap (Unintentional pregnancy and vulnerable (young) parenthood).
Social trust/mistrust is closely related to individual well-being and happiness. School transition is challenging because students adjust themselves to a new environment with new teachers and peers. Teachers and peers become more important social elements and the roles of parents also change in early adolescence. Surprisingly, social mistrust is less studied at the adolescent level in a specific cultural context, where new social groups are forming rapidly under different school systems and cultural perceptions. Therefore, this project aims to investigate how student's social mistrust associates with their school behaviors and interpersonal relationships (i.e., parent-child, teacher-student, and peer relationships) from primary to secondary schools in two different countries: China and the Netherlands.
This project is part of the Chinese Scholarship Council (CSC).
The prevalence of anxiety- and depression-related complaints in adolescents and emerging adults has risen over the last decade, but youth face barriers when seeking professional help. Many therefore rely on social media for mental health information. Online short videos (OSVs) are a new form of online health information, which may come with risks and benefits for susceptible adolescents and emerging adults (e.g., misinformation and accessible psychoeducation respectively).
In this project, we aim to understand to what extent, under which circumstances, and for whom mental health information in OSVs may be beneficial or detrimental. We will explore the information needs and mental health-related OSV consumption of adolescents and emerging adults with anxiety- and depression-related complaints, and how their OSV consumption is related to their well-being. These findings will be used to develop and test a brief intervention to improve mental well-being.